U bent hier
De scoutsmethode
De scoutsmethode steunt op drie zaken, de basispijlers, de interessepolen en de takwerking. Scouting is meer dan zomaar spelen! Wij als leiding proberen om met deze ingrediënten een zo attractief mogelijk programma te maken.
Hier willen we jullie even laten kennis maken met de basispijlers en de interessepolen, de takwerking komt aan bod bij de takken.
Een speelse pedagogie
Scouting heeft tot doel bij te dragen tot de persoonlijkheidsontwikkeling van de jongeren, door hun fysische, intellectuele, sociale en spirituele mogelijkheden te helpen realiseren. Scouting ageert naast thuis en school in het derde milieu, dat van de vrije tijd. Daarom stoelt scouting op een aantal spelmethodieken.
Het spel van scouting steunt op 5 pedagogische verantwoorde pijlers:
- Zelfwerkzaamheid
- Medebeheer en Medeverantwoordelijkheid
- Teamwork
- Dienstgedachte
- Engagement
Uiteraard is het spelconcept aangepast aan de leeftijd van de kinderen waarmee wij werken.
De basispijlers
Zelfwerkzaamheid
Het is een engagement dat men voor zichzelf opneemt om iets te verwezenlijken of te bereiken. We moeten de jongeren vooral de kans geven zich individueel te ontplooien, eigen interessepunten en hobby’s uit te werken. We mogen iedereen niet steeds over dezelfde kam scheren. Dit kan alleen leiden tot algemene desinteresse en vooral nivellering (naar beneden). Een kind mag niet opgroeien tot een massaproduct. Wat vooral belangrijk is bij de begeleiding:
- Het aanmoedigen om iets te durven aanpakken, ook als men niet zeker is dat het meteen slaagt;
- Het aansporen om vol te houden en het volledig af te werken;
- Het plezier te gunnen iets zelfstandig en alleen te hebben verwezenlijkt.
In die geest kan het proevensysteem (bij de ouderen) een hulpmiddel zijn, een stimulans, meer mag het echter niet zijn. Zodra het een doel wordt, loopt er iets fout. De zelfwerkzaamheid (en het eventueel daaraan gekoppelde proevensysteem) moet op iets zinvols gericht zijn, voor het individu, de groep of een objectief.
Teamwork is het democratisch samenwerken in groep: samen iets beslissen en dat - met iedereen rekening houdend - samen uitvoeren, ieder naar best vermogen en zonder zijn individualiteit te moeten verloochenen. Alleen dan gaat men in ploeg werken (d.w.z. iemand speelt “ploegbaas” en coördineert de taken) als men democratisch besliste dat dit voor een bepaalde taak (vb. een tent opslaan) de beste oplossing is. Het is ook niet noodzakelijk dat steeds hetzelfde meisje of jongen de ploegleider is. De kinderen / jongeren zullen zelf vlug genoeg ervaren dat verschillende mensen verschillende talenten hebben.
Essentieel leert men door groepswerk de anderen en zichzelf beter kennen zodanig dat dit leidt tot een "samenleving". Groepswerk houdt in dat men zijn egocentrische ideeën kan relativeren en bereid is te luisteren naar anderen, open te staan voor allerhande voorstellen, argumenten en behoeften. Dit houdt in dat men moet kunnen toegeven, dat men moet bereid zijn iemand anders een plezier te doen, maar dat men anderzijds ook niet op zijn kop mag laten zitten en dat men ook zijn eigen ideeën, gevoelens en noden moet kunnen aan bod laten komen.
Medebeheer en medeverantwoordelijkheid gaat duidelijk verder dan inspraak. Naast de inspraak moet ook de inzet aanwezig zijn om de voorstellen te realiseren en ook de negatieve aspecten en ervaringen op te lossen.
Bij een groepsbeslissing is iedereen, ook wie zich afzijdig hield, medeverantwoordelijk om die beslissing uit te voeren. Enkele belangrijke aspecten:
- Medebeheer begint bij informatie. Je kan geen gefundeerde beslissing nemen als je niet voldoende informatie hebt omtrent de verschillende mogelijkheden.
- De inzet groeit wanneer men zich medeverantwoordelijk voelt voor de genomen beslissing.
- We moeten de kinderen de verantwoordelijkheid geven die ze aankunnen, rekening houdend met hun leeftijd en mogelijkheden. Dat betekent niet alles afschuiven op de kinderen, "betuttelend" optreden of alles in hun plaats beslissen.
Dienstgedachte De dienstgedachte wordt vaak eenzijdig geïnterpreteerd. Wie kent niet het cliché van de scout die een oud vrouwtje tegen haar zin de straat over duwt...
De filosofie achter de dienstgedachte is het ondersteunen van de groep. De dienstgedachte (en de "goede" daad) zijn voor scouting wat de sociale zekerheid voor de maatschappij is. Er is echter een fundamenteel verschil: de dienstgedachte in scouting steunt op eigen initiatief en vrije wil, terwijl de sociale zekerheid in onze maatschappij een door wetten opgelegde solidariteit is.
Deze basispeiler is erop gericht het sociaal bewustzijn te ontwikkelen, het besef dat de groep (en de leden van die groep) er beter bij varen wanneer elk individu een ander individu of groep ondersteunt.
Engagement Dit is de inzet van ieder om een gesteld doel te bereiken en zich daar verantwoordelijk voor te voelen. Engagement gaat dus verder dan alleen doen wat gevraagd of bevolen wordt, het is een taakvereenzelviging die uit de persoon zelf moet komen, een drang iets positiefs te willen verwezenlijken, individueel of in de groep waarin men speelt. Het genomen engagement verschilt volgens de leeftijd: actief willen meespelen is voor de bever reeds een groot engagement, van een leider verwacht je echter meer dan alleen maar meespelen.
Het engagement verschilt echter ook van individu tot individu: niet elke leider heeft evenveel tijd (of zin) om in scouting te investeren. Doen wat je zegt is soms belangrijker dan alles willen doen... Ons einddoel moet zijn dat men zich engageert om te leven volgens de scoutsgedachte en de principes van onze beweging.
Vermelden we nog dat het engagement dat in de verschillende takken enigszins anders wordt gestimuleerd, bij het individu een respons moet krijgen van de groep, als getuige, als waardemeter of als mede-engagement.
Openheid De mens, of de door mensen gevormde groep, zal bij de bescherming van het gekozen belang een bepaalde mate van geslotenheid of van openheid aannemen. Geslotenheid is de houding waarbij invloeden van buiten uit, bvb. Van een andere mens of van een andere groep, worden geweerd, zodat de keuze en de verdediging van het belang niet kan worden aangetast of in twijfel getrokken. Het betekent dat men zich, al dan niet bewust, afsluit van de keuze die andere mensen of groepen hebben gemaakt, of van het belang dat andere mensen of groepen verdedigen. Deze houding kan, doch moet niet noodzakelijk, een botsing van belangen met zich brengen. Openheid daartegenover is de houding waarbij een mens of een groep, na het maken van een bepaalde keuze, of bij het verdedigen van een bepaald belang, aanvaardt dat invloeden van buiten uit, komende van een andere mens of van een andere groep, deze keuze of dit belang kunnen en mogen beïnvloeden.
Deze houding betekent geenszins dat men niet zou geloven in of zou twijfelen aan de zelf gemaakte keuze of het eigen belang: dit betekent dat men binnen de betrokkenheid tot de andersdenkende bereid is het eigene in de weegschaal te leggen met het andere, dit op basis van de gelijkheid die tussen de mensen heerst.
Openheid is een van de meest belangrijke aan te leren levenshoudingen waarbij de leden leren respect en ontzag te hebben voor elke keuze, belang of eigenheid, die niet de hunne is.
Meteen wordt bij het aanleren van deze houding het zelfvertrouwen en zelfrespect gestimuleerd, en de durf tot het innemen van een eigen standpunt onderlijnd.
Boven alles wordt daarbij de waardigheid en de gelijkheid van de mens vooropgesteld.
Coëducatie in FOS. is een duidelijk gekozen basisprincipe waar niet aan te tornen valt. Toch kan de vraag gesteld worden of we in de praktijk niet meer aan coïnstructie doen dan aan coëducatie. Daarom even duidelijk stellen wat coëducatie moet betekenen in scouting...
Jongens en meisjes samen opvoeden op alle vlakken, zodanig dat men elkaar gaat ontdekken en waarderen. Door het opheffen van remmingen en het opbrengen van aandacht en respect voor het “eigen-zijn” van ieder ontstaat er een wederzijdse relatie op deze vlakken, die ons in staat stelt met elkaar te leven in deze maatschappij.
Bij coëducatie in scouting moet men aan activiteitenverruiming doen, niet in functie van jongens en meisjes, maar in functie van de interesses en de mogelijkheden van elk kind, zodanig dat ieder zich in deze groep sterker terugvindt.
De Interessepolen Dit zijn de verschillende noemers waaronder de interesses van verschillende mensen te ondervangen zijn. De verschillende termen spreken voor zich:
- Buitenleven
- Sport en Spel
- Cultuur en Creativiteit
- Technieken
- Exploratie
- Bezinning en Maatschappij